top of page
Mongools landschap.jpeg

Een Nederlandse missionaris is
onder moeilijke omstandigheden
bisschop in Mongolië

in Mongolië

Theodoor Rutjes

Familie en opleidingen

Vader Johannes Rutjes

Moeder Maria Maassen

Ouders, drie zonen en twee dochters

Familie

Theodoor als
priesterstudent

Theodoor (Theo) Rutjes was een zoon
van Johannes Rutjes en Hendrina Maassen en werd geboren in Duiven in 1844. Zijn ouders kregen elf kinderen waarvan er vijf voor hun vierde levensjaar overleden. 
Zijn vader was hoofd van de RK dorpsschool in Duiven en richtte een Franse kostschool voor jongens op. 
Theo ging bij zijn vader naar de lagere school.  

Opleidingen

Klein seminarie Kuilenburg.jpg
Seminarie Rijsenburg. Gesloopt in 1984
College van de H. Geest

1850-1856
Basisonderwijs
Parochieschool Duiven


1856-1863 Gymnasium
Kleinseminarie Kuilenburg Culemborg


1863-1865 Theologiestudie
Seminarie Rijsenburg Driebergen

​

Hierna ging hij naar Scheut (B) om zich daar voor te bereiden om missionaris te worden.
Men besloot echter om hem eerst in Leuven verder te laten studeren.

​

1865- 1867 Dogmatiek en kerkelijk recht

College van de H. Geest Leuven (B)

Scheut

Scheut is een wijk van de Belgische gemeente Anderlecht in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. In het boekje Pionier in Mongolië wordt er vooral de plek, het onderkomen van de congregatie van Scheut - de ‘Scheutisten’ - mee aangeduid. 

Daarover valt meer te lezen op scheut.be.

Op 25 augustus 1865 verlieten vier priesters Scheut om via Marseille naar China te reizen.
De leider van het gezelschap was Theofiel Verbist, sinds 1860 directeur van het genootschap der 
H. Kindsheid en oprichter van de Congregatie van het Onbevlekt Hart van Maria. Hij had het plan opgevat in China een weeshuis op te richten en zich aldus te wijden aan de zorg van verlaten kinderen. Daartoe had hij in België en Nederland enthousias-te priesters geworven die als missionaris in Mongolië wilden werken.

Standbeeld Verbist in Scheut.jpeg

Standbeeld voor Verbist in de tuin van de Congregatie Scheut

Theodoor wordt priester en missionaris

- 22 december 1866: priesterwijding te Mechelen
- 23 december 1866: eerste H. Mis te Scheut
- 15 januari 1867: eerste H. Mis te Duiven
- 13 augustus 1867: afscheid van ouders in Duiven
- 15 augustus 1867: vertrek met derde karavaan naar China

​

Onderweg

    Onderweg  

Naar China en Mongolië

Op 15 augustus 1867 vertrok een klein gezelschap per trein naar Marseille. Daar ging men aan boord van een schip dat hen via Messina (Sicilië) naar Alexandrië in Egypte bracht. De zee was soms erg ruw en Theo werd behoorlijk zeeziek. In Egypte ging het per trein verder naar Caïro en Suez (het Suezkanaal was toen nog niet klaar!) en weer per boot door de Rode Zee en de Arabische Zee naar 'het prachtige' Ceylon (tegenwoordig Sri Lanka). Na enkele dagen verblijf daar voerde de reis hen verder naar Singapore, Saigon (nu Ho Chi Minhstad) en Hongkong. Het laatste deel van de zeereis ging van Hongkong naar Sjanghai en vandaar naar Tientsin (nu Tianjin), de noordelijkste kuststad van China en toegangs-poort naar het westelijker gelegen Peking (Beijing).

Over de Aziatische Zee

De zeereis van Theodoor Rutjes van Alexandrië naar Shanghai

Theodoor krijgt de Chinese naam Lu-tse-tsien

wat Lu-die-de-wijsheid-beoefent betekent.

Vanaf Tientsin ging de reis met een schuit tot enkele uren vóór Peking. Onderweg veranderde men van vervoer en werd een karavaan van kamelen, ezels en karren gevormd, beschermd door knechten met knuppels om dieven af te schrikken. Nog zes dagen te gaan tot hun einddoel, over slechte wegen, in Chinese kleding tegen het koude weer en met overnachtingen op bed-ovens in overvolle typische Chinese herbergen waar luidruchtig volk en ongedierte voor ongemak zorgden.
Bij Kalgan werd de (ruïne van de) Grote Muur overgestoken, de grens tussen China en Mongolië en de grens van hun missiegebied. Op 28 oktober 1867 kwamen ze aan in Siwantse (Xiwanzi), de centrale missiepost van Verbist. 

Chinese herberg met rechts de k'ang, de bed-oven.
(Illustratie overgenomen uit harryknipschild.nl)

De Grote Muur

Gedeelte van de Chinese Muur

Noord-Oost China

Aan het einde van de 18e eeuw verhuisden vele Chinezen naar Mongolië om daar een beter bestaan te zoeken dan in hun eigen overbevolkte land. Onder hen waren ook vervolgde christen-families die een schuilplaats zochten. Ze vestigden zich ten noorden van de Muur en vooral in Oost-Mongolië en bebouwden daar het land dat zij van de Mongolen pachtten. De oorspronkelijke bewoners (nomaden) trokken met hun kuddes steeds meer naar het noorden. Mongolië en al haar bewoners werden hierdoor een doelgroep voor de Europese missionarissen. 

Al in het begin van de 17e eeuw waren er missionarissen in Peking. Het waren Jezuïeten en zij werkten er onder de gunst van de toenmalige keizer K'anghsi, vanwege hun kennis van wiskunde en astronomie. Maar vanaf 1724 werd het christendom door de opvolger van K'anghsi verboden en werden zij verbannen. Alleen priesters van Chinese oorsprong mochten nog 'over de Muur heen' in Mongolië missiewerk verrichten. 
Na het verlies van de opium-oorlog en andere oorlogen tegen de westerse mogendheden Frankrijk en Engeland moesten de Chinezen iedereen in het rijk de vrijheid van christendom weer toestaan. Missionarissen waren nu vrij om - met Franse passen - te reizen. Daarbij verkreeg Frankrijk het protectoraat over alle missionarissen in China. In 1829 brachten de Lazaristen (Franse orde) hun seminarie over van Peking naar Siwantse vanwege de steeds onveiliger wordende situatie in China.
In 1840 werd Mongolië tot Apostolisch vicariaat - een bisdom in wording - verheven en werd Siwantse de eerste bisschopsstad. Na het vertrek van de Lazaristen kregen de 'Scheutisten' dit hele vicariaat onder hun hoede. Het land was in drie gewesten 'verdeeld' - naar elk gewest werden missionarissen uitgestuurd.
Vóór de komst van pater Rutjes hadden zich in deze gebieden verschillende tegenslagen voorgedaan: sluiting van weeshuizen vanwege droogte en hongersnood, overlijden van pater van Segvelt aan vlektyfus en van kinderen aan de pokken. Genoeg werk aan de winkel voor de nieuw aangekomen missionarissen.

In Mongolië
Hoogste tijd om
Chinees te leren ...

want Theodoor was voorbestemd om directeur (pung-fung) te worden van het seminarie.

Het werk kon beginnen maar ...

Theodoor werd zo ernstig ziek dat hem zelfs de
H.H. Sacramenten werden toegediend. Hij leed
twee maanden aan vlektyfus maar kwam de

ziekte uiteindelijk te boven! 

"Ik ben hier dus weer zowat, naar Vaders voorbeeld, kostschoolhouder, maar het zijn ander soort van olijkers - de brave jongens; ze zitten op het ogenblik voor hun boeken heen en weer te schudden gelijk de olifant in de dierentuin van Brussel."

Verbist overlijdt

Vanaf zijn ziekbed wenste Theo zijn 'Superior' een goede reis omdat deze op visitatiereis ging naar het oosten van zijn vicariaat. Maar Theofiel Verbist werd onderweg ziek. Hij schrijft aan de paters die hem
verwachtten: "
.. ik moet de typhus hebben, de ziekte waaraan onze dierbare Rutjes is overleden.." 

Dat laatste was niet het geval - tyfus zorgt vaak voor hallucinaties - maar Theofiel overleed zelf wél aan de ziekte op 25 februari 1868. Hij werd bijgezet in een kerkje in Laohoukow in de Tijgervallei. In 1931 werd zijn lichaam (in het geheim) overgebracht naar Scheut en daar weer begraven.

In de koude winter-maanden zag de hele vallei wit van de sneeuw en was het alleen uit te houden in de cavernen (grotwoningen uitgegraven in de löss).
Ook Theodoor had zo'n woning waar hij in "vellen broeken, dik gewatteerde borstrokken, vellen togen en vellen vesten" de winter doorbracht. 

Een moeizame missie

Beschreven plaatsen in Mongolië

Zeven eeuwen geleden waren de Mongolen een ruw en oorlogs-zuchtig volk dat onder Dzjengis Khan doordrong tot aan de Donau. Onderweg namen zij soms de godsdienst over van een overwonnen volk. In China werden ze boeddhist, in Perzië en het overige deel van Centraal-Azië Mohammedaan.
Een zekere onverschilligheid ten opzichte van godsdienst maakte dat de eerste pogingen om hen tot het christendom te bekeren mislukten. In 1854 'lukte' het om de eerste Mongool tot priester te wijden. De eerste Scheutisten waren vooral bezig geweest met de Chinese christenen: dopen, catechismus leren, biechten en les geven. Dat wilden ze nu ook bij de Mongolen klaar spelen.

​

Interieur kerk Siyingtse_edited.jpg
Kerk Siyingtse_edited.jpg

Op drie dagreizen van Siwantse  lag het dorp Siyingtse, in 'Scheuttaal' Westerdorp genoemd. Daar woonden wel zo'n 300 Chinese maar slechts vier Mongoolse christenen. Pater Rutjes werd bevorderd tot pastoor van dit dorp met de extra opdracht om de Mongolen in de ruime omgeving ervan 'over te halen'. In Siyingtse was slechts een 'ellendige schuur' waar de helft van de mannen buiten moest staan om zo de H. Mis bij te wonen. De nieuwe pastoor besloot bedelbrieven naar Europa te sturen en dat bracht succes hoewel het nog even duurde voor er een nieuwe kerk plus een aantal bijgebouwen stond: men kon alleen 's zomers bouwen en veel bouwmateriaal moest van ver komen. Eenmaal klaar - augustus 1875 - trok het gebouw veel aandacht, ook omdat Siyingtse aan de grote handelsweg van Kwi-hwa-cheng, tegenwoordig Hohhot, naar Peking lag.

De kerk in Siyingtse is in klassieke Europese stijl gebouwd, de architect was pater Alfons De Vos.

"Van pastoor te Siyingtse ben ik gepromoveerd tot apostel der Mongolen. Waar ik verblijf weet ik zelf nog niet. Adresseert nu de brieven aan mij onder de een of andere tent."

Zijn nieuwe 'standplaats' werd Toerbeltji - de vier putten, zo'n vier uur van Siyingtse. Maar het missiewerk daar viel niet mee. Over de Mongolen zegt Pater Rutjes:

"’t ls een eigenaardig volk. Goede hoedanigheden, vele. Slechte hoedanigheden, ook al; ietwat te veel onverschillig, nogal kinderachtig. Vandaag christen, morgen heiden maar toch overmorgen weer christen. Er wonen vijf families in ons dorpje, die tot nog toe gaarne tegelijkertijd christen en heiden zouden zijn; drie ervan verklaren zich christen, tenminste wat de mannen betreft, want de vrouwen zijn veel lastiger en bijgeloviger.”

Er werd geprobeerd vanuit Toerbeltji verder noordwaarts te trekken maar er kwam een verbod van de Mongoolse mandarijnen om nog langer onder de Mongolen te wonen. Terugkeren naar Siyingtse was daarop de enige optie. Hierop volgde in augustus 1875 - na de inwijding van de nieuwe kerk - een nieuwe standplaats voor Theodoor: Kwi-hwa-cheng, zoals eerder geschreven een belangrijke handelsplaats. Ze ligt in Midden-Mongolië en wordt de Blauwe Stad genoemd vanwege de blauwe dakpannen van de boeddhistische kloosters. Pater Rutjes reisde nu veel in deze streek maar was ook voortdurend op andere plekken te vinden om collega's te assisteren. En 'voor zaken' weer in Siwantse aangekomen werd hij benoemd tot pastoor van de bisschoppelijke residentie. 

Kinderen voor hun weeshuis en op de bed-oven.

Siwantse

Deze plaats wordt gezien als het christen-dorp waar zich de missiegeschiedenis zeer gunstig ontwikkeld heeft. De eerste sporen van het christendom zijn er van rond 1700. Onder de eerste apostolisch vicaris van Mongolië, mgr. Mouly - een Lazarist -, kwam de plaats tot hoge bloei. Er vonden plechtige vieringen plaats van de zon- en feestdagen en jaarlijks trok er op Sacramentsdag een processie. Onder de 'Scheutisten' bleef dit alles bestaan. Er werd onderwijs gegeven aan een jongens- en meisjesschool en een weeshuis opgericht. De jaarlijkse retraites (afzondering in gebed) waren voor de christenen een hoogtepunt!

Pater Rutjes had het hier druk als pastoor en genoot van het succes van zijn werk. Maar het apostolisch vicariaat Mongolië werd langzamerhand zò groot dat een
opsplitsing in drie delen noodzakelijk werd. Dat werden ZW-Mongolië (Ortos), Midden-Mongolië en Oost-Mongolië. Naar dit laatste gebied werd hij in juni 1883 gestuurd en specifiek naar Makiatse/Soengsjoetswitse, een mooie plek met een aangenamer klimaat dan Siwantse èn met inwoners met een ander karakter. (Dit gebied in het noorden van Oost-Mongolië wordt wel de Zwarte Wateren genoemd en ligt "op zo'n 50 uren ten N. van de Tijgervallei". Het wordt ook aangeduid met Jehol, naar de
voornaamste plaats die er ligt.) 

H. Kindsheid

Theofiel Verbist was zeer geraakt door het lot van de arme kleine kinderen die door hun ouders niet gewenst werden. Kindermoord vanwege armoede kwam dan wel in Mongolië minder voor dan in China, maar ongebruikelijk was het niet. Het werd zijn grootste werk: het oprichten van weeshuizen voor deze kinderen. In vrijwel elke missiepost werd een tehuis voor deze kinderen opgericht. Vanwege de veel voorkomende hongersnoden hadden deze tehuizen uiteraard een grote aantrek-kingskracht en zaten ze vaak propvol. Soms moest men nieuwkomers weigeren! De leiding van de weeshuizen was in handen van Chinese zusters, geen religieuze, maar 'vrome maagden' die een gelofte van gehoorzaamheid en zuiverheid aflegden!

Huwbare meisjes

Apostolisch Vicaris Theodoor Rutjes_edit
Het wapen van de bisschop
Theodoor wordt directeur van de Zwarte Wateren en bisschop van Oost Mongolië!

Zijn werk in Makiatse begon met het bouwen van een jongensschool en een tehuis voor de Kindsheid. Ook in Oost-Mongolië heerste grote hongersnood en was het armoede wat velen naar de missiepost dreef. Deze omstandigheden creëerden ook roverbenden die zowel de paters als de andere bewoners bedreigden. "Ik had mijn geweer, revolver en jachtmes bij me, maar vertrouwde meer op O.L. Heer en onze goede Moeder" aldus Rutjes over een hachelijke reis die hij in het gebied maakte.
Maar er kwam ook grote vreugde in zijn bestaan: hij werd benoemd tot Apostolisch Vicaris van Oost-Mongolië. Voor zijn bisschopswijding vertrok hij terug naar Siwantse waar op 18 mei 1884 deze plechtigheid werd gehouden. Theodoor was vanaf nu ta-sjenn-foe (bisschop).
 

Missiegezelschap Makiatse

Rutjes (met kruis voor de borst) en zijn vier Europese missionarissen en vijf inlandse priesters.

In China en Mongolië dwingt het dragen van een baard respect af. Dat had Theo wel door!

Diverse werkzaamheden ...

Het missiewerk bestond niet alleen uit het horen van de biecht en het opdragen van de H. Mis. De bisschop kreeg veel te maken met de veranderde houding van de mandarijnen ten opzichte van 'de buitenlanders'. Daar was de gespannen diploma-tieke verhouding tussen China en Frankrijk debet aan. Steeds vaker was de vijandige houding van de mandarijnen aanleiding tot aanklachten tegen hen. Er was het incident waarbij een mandarijn een decreet had laten opplakken op de voordeur van het weeshuis, waarin werd gesteld dat het was verboden kinderen aan dit huis te verkopen. Daarnaast speelden er grondzaken en was er de Mongoolse koning die eiste dat christenen bijdragen zouden leveren voor zijn heidense offers. In tal van kwesties trad de bisschop op als raadsman, 'advocaat' of wijze dorpsoudste.
En vanuit Rome had hij de opdracht gekregen te zorgen voor een kern van inlandse priesters. Het oprichten en bouwen van een seminarie zag hij als een erezaak.

... kosten ook veel geld 

Hierbij een aantekening: ik bezit een aantal foto-negatieven waarop in de jaren 30 (wrs.) van de twintigste eeuw Kindsheidprocessies te zien zijn die gehouden werden in Egchel-Helden (L) waar mijn oom Albert Thomassen toen kapelaan en rector was.  

Als Chinezen uitgedoste kinderen in een Kindsheidprocessie

In de processie wordt een groot model collectebus meegedragen. In veel katholieke gezinnen stond een klein exemplaar in de huiskamer.

Van zijn voorgangers de Jezuïeten had Theodoor de oplossing overgenomen om geld in te zamelen voor het creëren van studiebeurzen voor studenten aan het seminarie. Maar er was vanaf het begin in elk missiegebied al geldgebrek. Voor het huishouden van de missiepost maar zeker ook voor ondersteuning bij onvoorziene gebeurtenissen als overstromingen of slechte oogsten. Hij schreef brieven en artikelen naar zijn vaderland die verschenen in dagblad De Tijd en in de 'Maandrozen'. De Nederlandse liefdadigheid toonde zich op haar best!

Maar enkele dagen na dit feest bleek een bende van 10.000 opstandelingen van de sekte Tsailiti plannen te hebben om Makiatse te bestormen. In Sansjekiatse hadden ze op 15 en 16 november 1891 een Chinese priester, de meisjes van de Kindsheid en christenen vermoord. De angst was dus groot. In allerijl werden de bisschop en kwetsbaarsten naar veilige gebieden gebracht. De residentie werd door een list niet ingenomen en na 17 dagen keerde Rutjes er weer terug maar wilde daarna ook zijn christenen in het Westen gaan bijstaan. Van het voorjaar 1892 tot in december van dat jaar reisde hij door Mantsjoerije via Peking naar de Tijgervallei en weer terug naar zijn residentie, onderweg hulp vragend en hulp verlenend omdat de christenvervolging doorging.  

   Mooie en zware tijden   

Vanuit Makiatse/Soengsjoetswitse werd de (ruime) omgeving bekeerd. In de plaatsen Pakow, Sansjekiatse, Niaimuntse en het district van de Tijgervallei werden velen 'gewonnen'. Oktober 1891: Theodoor Rutjes was 25 jaar priester en dat werd op grootste wijze gevierd. Onder andere met een feestmaaltijd voor 600 christenen en 100 heidenen. Een vuurwerk ter zijner ere werd bijgewoond door 10.000 mensen!

In mei 1896 reisde Theodoor op aandringen van zijn missionarissen naar Tientsin om zich te laten onderzoeken voor een pijn die hij al vier jaar in het onderlijf had. De Europese arts aldaar adviseerde hem naar Europa te gaan om daar nog een aantal jaren te leven. Daar was voor hem geen sprake van: als hij moest sterven dan bij zijn missionarissen en zijn christenen. Al bij de terugreis over ellendige wegen in een schokkende kar ging zijn toestand zienderogen achteruit. 11 juli kwam het gezelschap 'thuis' en kreeg de bisschop weer moed. Maar hij verzwakte elke dag en kon niet meer opstaan. Na enkele dagen besloten zijn missionarissen hem de laatste Sacramenten toe te dienen en nog vijf dagen later - terwijl hij al afscheid had genomen van zijn vrienden en 'zijn christenen'  - overleed hij in de nacht van 4 op 5 augustus. De volgende dag werd hij begraven in zijn kerk tijdens de begrafenis die door honderden werd bijgewoond.

   Het overlijden van bisschop Theodoor Rutjes  

Een opvolger uit Weert

Bij het overlijden van Theodoor Rutjes uit Duiven, vanaf 1883 de eerste bisschop van Scheut in Oost-Mongolië, nam Koenraad Abels  (Weert 31/01/1856) het voortouw. In het maandblad van Scheut schreef hij over de dood van de bisschop in Onze Lieve Vrouw der Pijnbomen. Op 30 juli 1896 zou Mgr. Rutjes op zijn sterfbed gezegd hebben: “Ik denk dat deze nacht de laatste zal zijn die ik op aarde doorbreng. Morgen hoop ik bij onze lieve Heer te zijn. Want morgen is het de verjaardag van de dood van mijn vader en de feestdag van de heilige Ignatius, die ik van jongsaf heb leren vereren”. Nadat Rutjes zijn geknielde omstanders met bevende hand gezegend had, gaf hij hen nog een goede raad.
“Weest overtuigd dat het voornaamste in alles de liefde is. De liefde veredelt onze handelingen. Zij alleen geeft waarde aan de deugden die wij oefenen. Wij moeten ons uitputten door liefde, gelijk het Goddelijk Hart”.
Een paar uur later sprak Rutjes opnieuw. “Zie, daar staan nu die goede dappere missionarissen die ik moet verlaten. Heb moed vrienden. In de hemel zullen wij elkander weerzien”.

Op 2 augustus deed Monseigneur nog een poging de handen op de borst te kruisen. Koenraad Abels: “Toen wij hem daarbij te hulp kwamen, maakte hij eensklaps een sterke beweging met het hoofd. Zijn schone ziel had haar stoffelijk omhulsel verlaten.

Nadat wij ons stellig van de dood verzekerd hadden, werd het lijk in purper misgewaad gekleed. Het luiden van de klokken kondigde onze christenen aan dat onze en hun vader tot een beter leven overgegaan was. Allen kwamen aanstonds naar de kerk geijld om door tranen en in vurige gebeden hun dankbare liefde jegens hun afgestorven herder te betuigen. Het merendeel der christenen bracht heel de nacht biddende in de kerk door”.
Abels maakte duidelijk wat de actuele situatie was: “Het lichaam van Mgr. Rutjes wacht aan de voet van het altaar in de kerk van Onze Lieve Vrouw der Pijnbomen op de dag van de glorierijke verrijzenis. Zijn ziel rust in de hemel”.
Ruim een jaar later werd Koenraad Abels de opvolger van Theodoor Rutjes. 
 

​

bottom of page