Herinneringen
Mijn eerste herinneringen heb ik aan het hoekhuis Markt 20 in Sittard waar ik op 25 september 1952 geboren ben. Om de hoek van het huis was een smalle steeg, de Gats, met wat armoedige huisjes; ik had er enkele vriendjes en vriendinnetjes.
We hebben kunnen achterhalen dat het een middeleeuws pand uit ongeveer 1539 was. Het had een houten skeletbouw met muren van stro en kalk of cement - een ‘vakwerkhuis’.
Mijn ouders trouwden in augustus 1950 en konden de bakkerij die al in het pand gevestigd was meteen in gebruik nemen. Ze huurden het pand van twee oude dames die de huur als hun oudedagsvoorziening genoten. De huurprijs was eerst 45 gulden per maand, maar vanwege de trillende machines in de bakkerij werd dat 65 gulden omdat de dames schade aan het huis verwachtten. Het pand was er erg slecht aan toe maar met vereende krachten (onder andere uit de familie Pelt uit Vaals) werd het bewoonbaar gemaakt.
Mijn ouders woonden er met ome Sjang (Jan), een oom van mijn vader waarbij hij als wees na de eerste Wereldoorlog was opgegroeid. Zijn echtgenote tante Anna was al overleden en omdat er nog geen bejaardenhuis of AOW bestond kwam ome Sjang in ons huishouden.
Mijn vader verkocht brood en banket op de Limburgse manier. Dat betekende melkbrood, dus géén waterbrood zoals dat ‘boven de rivieren’ werd verkocht. Melkbrood was voedzamer en als ambachtelijk broodbakker weerde hij waterbrood uit de winkel. Een bruinbrood kostte in de jaren vijftig 34 cent,
een witbrood 36 cent. Krentenbrood een gulden en 20 cent. Kadetjes (alleen op zaterdag gebakken): 4 cent, krentenbollen 5 cent.
Een bakkersknecht verdiende met 45 uur werken 60 gulden. Je moest heel wat verkopen en hard werken in die jaren om de kost te verdienen. Naast brood verkocht hij vlaai en kleine vlaatjes, roomsoezen en gebak gevuld met fruit. Droog gebak, zoals gevulde koeken, kano’s en kokosmacarons konden de Limburgers niet echt waarderen. Er werd snoep verkocht dat geleverd werd uit Roermond door ome Jan (broer van mijn moeder) die de groothandel in suikerwaren van zijn ouders had overgenomen.
Het hele jaar door was er bedrijvigheid.
Voor het Sinterklaasfeest maakte men zelf chocoladefiguren en voor Pasen chocolade paaseieren, al dan niet bekleed met aluminiumfolie en voorzien van een lint.
​
​
​
Voor de kersttijd maakten mijn ouders krentenbrood met amandelspijs of kerststollen. Een krentenbrood was in die jaren voor arme mensen een rijkdom.
Rond Carnaval maakte vader veel nonnenvotten. Dat is een Sittards carnavalsgebak.
Omdat de carnavalsoptocht op de Markt eindigde en onze winkel midden in het centrum lag, waren die nonnenvotten een grote inkomstenbron voor mijn ouders die - gewoonlijk - na de kersttijd weinig gebak verkochten.
De bevolking was niet rijk omdat de meeste arbeiders in de kolenmijnen werkten. Die waren in Lutterade en Geleen, vlakbij Sittard, maar men verdiende er niet echt veel. Bovendien was het nog pas enkele jaren na de Tweede Wereldoorlog. Veel moest opgebouwd worden en mensen hadden veel geleden.
​
In een van de eerste zomers kon mijn vader van familie in Roermond een ijsmachine kopen. Daarom werd de winkel in de zomer ‘verbouwd’ om die ijsmachine te kunnen plaatsen: een etalageraam werd naar boven geschoven en klanten konden vanaf de straatkant ijsjes kopen. Een kinderijsje kostte een stuiver (5 cent). Daarnaast waren er nog pötjes of platte: pötjes waren bakjes van wafeldeeg en platte waren ronde wafeltjes waar je grote, kleine of gevarieerde ijsjes mee kon maken. Een pötje kostte een dubbeltje (10), 15 of 25 cent (kwartje) al naar gelang de inhoud. Mijn vader noemde zijn ijs(verkoop) een goudmijntje want er waren nogal wat ‘ijsdagen’.
Op 19 maart was het Sint Josefdag en vanouds een grote jaarmarkt in Sittard: Sint Joep Mert. Die marktdag duurde de hele dag en mijn vader maakte voor die datum het eerste jaarlijkse ijs. Men hoopte uiteraard op lekker lenteweer…
De wekelijkse marktdag in Sittard was op donderdag en dan was het altijd druk.
Vanaf mei trok ook jaarlijks de fanfare uit, met concerten op het kiosk op de Markt.
En uiteraard de nodige processies in de meimaand. Met de zomer erbij duurde voor mijn ouders de ‘ijstijd’ al met al tot half september.
In de zomer werd er fruit gekocht en ‘ingemaakt’. Om kruisbessen te kopen ging vader naar Haelen waar bij een klooster een veld met kruisbessen was. Die werden aan bakkers verkocht. Ome Harrie uit Roermond en vader waren de opkopers. De kruisbessen werden gebracht door ome Jan van de grossierderij want die had een auto. Na levering moesten wel nog de steeltjes van de kruisbessen gehaald worden. Een vervelende klus. Daarna werden de kruisbessen ‘ingemaakt’ in glazen potten met een inhoud van een liter en naar zolder of kelder gebracht.
Zo werden ook morellen (zure kersen) verwerkt. Alleen werden die ontpit door zusters van een slotklooster. De kersen die daarna weer naar de bakkerij kwamen maakten mijn ouders zelf in. Wecken heette dat.
Mijn ouders waren in die tijd zoals iedereen erg religieus. Mama ging elke dag om zeven uur naar de kerk en ik ging als klein meisje al mee. We gingen naar de St.Michielskerk op de Markt waarin een hele grote engel hing: de St.Michaelengel. Ik was er altijd erg door geobsedeerd. Maar, hij deed goede mensen nooit kwaad. Je leerde al heel jong bidden, dat is mij altijd bijgebleven.
We gingen vaak wandelen op de Kollenberg waar je dan nèt buiten het stadscentrum was. Je kon er op de heuvels heerlijk bloemen plukken.
Mijn moeder las mij elke avond voor het slapen gaan voor uit Moeders mooiste uurtje, een kinderboek dat in die tijd erg bekend was.
Ik ging in Sittard naar de kleuterschool en dat was een nieuw gebouw met grote ramen.
Heerlijk vond ik het daar.
Op 10 april1958 overleed mijn moeder na een maagoperatie.
Daarna heb ik even bij heeroom Albert en tante Mia in Leuken-Weert gewoond waar vader op zondagmiddag op bezoek kwam. Ik ging er naar school maar miste mama heel erg en ging slecht eten. Daar kon ik niet over praten en ook niet over de angst die ik had als ik op school was. Papa en mama waren er niet en de grond onder mijn voeten was weg, ondanks dat heeroom en tante Mia heel aardig waren.
Terug in Sittard werd het voor mij niet beter maar van die tijd herinner ik me niet zo veel.